Jubileum concert - Cappella Gabrieli, Bach, Händel, vier solisten en orkest

Concert: 20.15 uur, zaterdag 6 oktober 2007, Oude of Pelgrimvaderskerk, Aelbrechtskolk 20, Rotterdam- Delfshaven. Entree €15/twee kaartjes voor €25, kaarten aan de zaal. Voor reservering, stuur een e-mail met vermelding van het aantal gewenste kaarten naar .

Bach en Händel

Op het programma staat vanavond muziek van de twee Grote Pruiken van de Hoogbarok: Johann Sebastian Bach en Georg Friedrich Händel. Uit hun uitgebreide oeuvres zingt het koor drie hoogtepunten – een feestelijke combinatie van vuurwerk, subtiliteit, bravoure en ontroering: Kyrie uit de Hohe Messe en Magnificat van Johann Sebastian Bach en Dixit Dominus van Georg Friedrich Händel.

Bach en Händel zijn tijd- en landgenoten. Ze werden allebei in 1685 geboren, Bach in Eisenach en Händel in Halle, hemelsbreed maar honderd kilometer van elkaar. Bach overleed in 1750, Händel negen jaar later. Ze verdiepten zich allebei in andere muziekstijlen (zoals de Italiaanse en de Franse) en verwerkten die in de strengere, polyfone Noord-Duitse muziekpraktijk. De jonge Bach maakte voetreizen van honderden kilometers door Duitsland om naar muziek en musici te luisteren en orgels te bestuderen, Händel trok eerst naar Italië en later naar Engeland, waar hij de (uit Duitsland geïmporteerde) koning verheugde met water- en vuurwerkmuziek, de Royal Academy of Music stichtte en meer dan dertig opera’s schreef. In zijn tijd gold hij als een veel belangrijker componist dan Bach, die altijd in Duitsland is blijven werken. Bach probeerde op een andere manier voort te leven: hij kreeg twintig kinderen (waarvan de helft op jonge leeftijd stierf).

Dat Bach en Händel pas halverwege de achttiende eeuw overleden, mogen we trouwens gelukkig noemen; het had heel anders kunnen lopen. Bach werkte op zijn twintigste in Arnstadt, waar hij een koortje moest samenstellen van gymnasiasten (sommigen van hen waren ouder dan hij). Ze deden weinig moeite om te voldoen aan Bachs muzikale eisen, en kregen dat ook te horen. Zes van de zangers hadden genoeg van de kritiek en wachtten Bach met knuppels op om hem een lesje te leren. Gelukkig hoorde bij Bachs aanstelling een uniform met ‘galanteriedegen’, waarmee hij zijn belagers van zich af kon dreigen.

Händel kreeg het ongeveer in hetzelfde jaar aan de stok met zijn muzikale conculega Mattheson, die zijn degen niet voor de verdediging gebruikte, maar voor de aanval. Als die niet was gebroken op een knoop van Händels jas, had u vanavond naar iets anders geluisterd dan Dixit Dominus.

Hohe Messe

Bachliefhebbers mogen er graag over vechten: wat is het beste werk van Bach, de Matthäuspassion of de Hohe Messe? We laten ze lekker vechten en zingen het eerste deel van het laatste stuk.

Cappella Gabrieli heeft de Hohe Messe al eerder uitgevoerd. Het waren gedenkwaardige concerten, en we zijn blij dat we dankzij het orkest opnieuw een substantieel deel van de mis in bes kleine terts kunnen zingen.

Bach werkte meer dan twintig jaar aan zijn Hohe Messe. Dat valt nogal op, afgezet tegen het tempo dat hij er doorgaans op nahield (tussen 1723 en 1729 produceerde hij als cantor van de Thomaskirche in Leipzig bijvoorbeeld zo’n driehonderd cantates). De mis is de laatste compositie die Bach afmaakte voor zijn overlijden.

Bach stelde de Hohe Messe samen tussen 1747 en 1749 uit delen die hij eerder had uitgewerkt. In 1733 voltooide hij het Kyrie en het Gloria, die hij opdroeg aan Friedrich August II, de (katholieke) koning van Polen en keurvorst van Saksen. De sollicitatiebrief had onbegrijpelijkerwijs niet het gewenste effect; Bach bleef gewoon in Leipzig werken. De naam Hohe Messe kreeg het stuk trouwens pas later. Zijn zoon Carl Philip Emanuel, die het manuscript na zijn vaders dood in beheer kreeg, noemde het werk de “große catholische Messe”.

De mis is het eerste werk van Bach dat herkend werd als een top in de muziekgeschiedenis. In 1817 noemde de criticus en uitgever Hans-Georg Nägeli de mis “het grootste muziekwerk van alle tijden en alle volkeren”. Tijdens zijn leven gold Bach hooguit als een belangrijk organist dan wel een uitstekend ambachtsman, maar niet bepaald als de Shakespeare van de muziek. Voorzover hij niet vergeten was, werd er de eerste eeuw na zijn dood met weinig waardering geschreven over zijn oeuvre. Tot Nägeli dus. Daarna werd de componist Felix Mendelssohn-Bartholdy de pleitbezorger van Bachs herwaardering.

Dixit Dominus

Een Duitse kok gaat naat Italië om ze daar te laten zien hoe je spaghetti klaarmaakt. Dat is kort door de bocht de onstaansgeschiedenis van Händels Dixit Dominus. Hij maakte tussen 1706 en 1710 in Rome kennis met vele grote namen uit het Italiaanse muziekleven.

Een jaar voor zijn reis leek hij de muzikale meerwaarde van een Italiaans avontuur niet in te zien. Händel was violist in Hamburg en maakte daar in 1705 kennis met Ferdinando de Medici, de zoon van de groothertog van Toscane. Händels eerste biograaf Mainwaring vertelt daar in 1760 het volgende over:

“… de prins beklaagde zich er vaak over dat Händel zo weinig vertrouwd was met de muziek van Italië en toonde hem een grote verzameling Italiaanse muziek. En hij verlangde ten zeerste dat Händel met hem mee zou gaan naar Florence. Händel bekende ronduit dat hij in de muziek niets kon zien dat beantwoordde aan het verheven karakter dat Zijne Hoogheid eraan toekende. Integendeel, hij vond haar zo middelmatig dat de zangers wel engelen moesten zijn om er zich voor in te zetten.”

Maar Händel ging dus toch. Misschien viel er wat te leren van ervaren operacomponisten. Bovendien leefden er nogal wat muziekminnende mecenassen en hij had er een serieuze kans op een goed betaalde baan als componist of virtuoos solist.

Na een korte periode in Florence ging Händel hij naar Rome, waar hij in januari 1707 aankwam. Hij had er al snel de reputatie van een uitmuntend organist, klavecinist en componist. Daarbij was zijn aanpassingsvermogen groot. Händel begon al snel muziek te componeren die goed paste in de katholieke liturgie en in de Italiaanse stijl van musiceren.

Händel werd al snel een graag geziene gast in de paleizen van Italiaanse edellieden. Bij Pietro Ottoboni ontmoette hij de vermaarde violist en componist Arcangelo Corelli en werd hij gevraagd voor een wedstrijd Italië-Duitsland: Domenico Scarlatti, de beroemdste Italiaanse klavecimbelvirtuoos en de even oude Händel zouden het tegen elkaar opnemen. De wedstrijd eindigde in gelijk spel. Scarlatti gaf Händels superioriteit op het orgel toe, Scarlatti zou beter gescoord hebben op het klavecimbel. Naast Corelli en Scarlatti maakte Händel ook kennis met onder anderen Caldara, Pasquini, Lotti, Vivaldi en Albinoni.

Mogelijk gaf kardinaal Carlo Colonna Händel de opdracht voor Dixit Dominus. Die componeerde het in 1707 op tekst is van psalm 110. Händel was toen tweeëntwintig jaar.

In Dixit Dominus, geschreven voor vijfstemmig koor, solisten, strijkers en basso continuo, gaan Italiaanse virtuositeit en dramatische contrasten samen met Duits contrapunt. Vivaldi meets Bach, zeg maar. Het heeft de gevarieerde vorm van een cantate in acht delen. Kennelijk beviel het stuk goed: het werd uitgevoerd tijdens de vespers in de Sixtijnse kapel. Aan het einde van de achttiende eeuw raakte het werk in de vergetelheid, waarschijnlijk omdat in Engeland – waar Händel na 1710 woonde en werkte – het werk minder aansprak door de Latijnse taal. Händels in Engeland gecomponeerde werken waren homofoner van klank. Pas na 1952 werd Dixit Dominus weer uitgevoerd.

Magnificat

Na zijn aanstelling als cantor in de Thomaskirche in Leipzig (1723) schreef Johann Sebastian Bach tussen de lessen (muziek en Latijn) en uitvoeringen die hij moest geven door ook nog een cantate per week, en dat jaren achter elkaar. Er waren ook wel wat composities nodig: in vijf Leipziger kerken werden dagelijks (Lutherse) diensten gehouden, en op zondag vier (de belangrijkste duurde van zeven uur ’s morgens tot twaalf). Muziek maakte daarvan een belangrijk deel uit.

Het Magnificat is door de Latijnse tekst uitzonderlijk binnen het oeuvre van Bach; verder gebruikte hij het Latijn alleen voor zijn miszettingen. Bach was een overtuigd Lutheraan, en Luther had zich sterk gemaakt voor de invoering van de volkstaal in de liturgie. Maar hij was niet tégen Latijn: in de Lutherse kerkdiensten zaten wel vaker katholieke elementen. Het Magnificat bijvoorbeeld, al werd dat ook vaak in het Duits gezongen: “Meine Seel erhebt den Herren”. De tekst sprak Luther aan, in welke taal dan ook.

Het Magnificat had al een paar eeuwen een stevige positie binnen de religieuze muziek. Het is natuurlijk ook een mooie opgave voor een componist om zich voor te stellen hoe het lied van Maria zou kunnen klinken. Palestrina schreef dertig Magnificats, Lassus honderd.

Waarom zingt Maria eigenlijk? Dat is te vinden in Lucas 1:39-56. Maria is zwanger en gaat op bezoek bij haar nicht Elisabeth. Die is al oud, maar desondanks in verwachting, van Johannes de Doper. “En toen Elisabeth de groet van Maria hoorde, geschiedde het, dat het kind opsprong in haar schoot, en Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest. En zij riep uit met luider stem en sprak: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.” Als Elisabeth Maria “de moeder mijns Heren” noemt, heft Maria het loflied aan dat zoveel compoisten heeft geïnspireerd.

Het Magnificat heeft overeenkomsten met Bachs cantates (stukken van een klein half uur met koorwerk, aria’s en instrumentale passages), maar ook verschillen. Het koor is vijfstemmig (in de cantates vierstemmig), er zijn vijf solisten en de bezetting van het orkest is bijzonder luxueus (alleen de Hohe Messe heeft ook zo’n uitbundige verzameling instrumenten). Een vijfstemmig koor werd destijds in Duitsland als ouderwets gezien, maar in Italië niet. Ook in Dresden niet, waar de Poolse koning resideerde. Bach dacht kennelijk dat naast een grote mis ook een Latijns Magnificat zijn kansen op een positie aan het hof vergrootte.

Waarschijnlijk werd het stuk kerstmis 1723 voor het eerst uitgevoerd; een kleine tien jaar later schrijft Bach een herziene versie, in een andere toonsoort (prettiger voor de trompetten), met traverso’s in plaats van blokfluiten en met veel veranderingen in de noten.

Als het even kon spiegelde Bach de betekenis van de tekst in de muziek: hij schrijft een dalende melodie op ‘deposuit’ (de machtigen die van de troon gestoten worden), een stijgende lijn op ‘exultavit’ (het verheffen van de armen), fragmenteert de stemmen op ‘dispersit’ (het uiteendrijven van de hoogmoedigen) en pakt uit met heftige tutti-inzetten op ‘omnes generationes’ (alle geslachten).

Orkest en solisten

Cappella Gabrieli wordt voor deze gelegenheid uitgebreid met een orkest, speciaal voor deze gelegenheid samengesteld uit eminente internationale musici die hun sporen verdiend hebben als solist en in diverse (barok)orkesten.

De vier solozangers zijn van hoog naar laag Helen Thomson, Hugo Naessens, Marco van de Klundert en Donald Bentvelsen.

De in Australië geboren sopraan Helen Thomson is buitengewoon veelzijdig. Ze zingt muziek van de middeleeuwen via renaissance en barok tot de eenentwintigste eeuw, zowel solo als in ensembles. Behalve als zangeres is ze ook als zanglerares, boekhouder en organisator van evementen te contracteren.

Hugo Naessens (altus), Marco van de Klundert (tenor) en Donald Bentvelsen (bas) zongen samen in het Egidius Kwartet, dat werd opgericht door vier leden van het Amsterdam Baroque Choir van Ton Koopman. Ga eens luisteren, bijvoorbeeld op 14 december in de dorpskerk van Spijkenisse. Daarnaast zijn ze regelmatig te gast bij ensembles als het Nederlands Kamerkoor en het Huelgas Ensemble en hebben ze een ruime ervaring als solist. Twee koorleden zingen de solo’s voor tweede sopraan: Pauline van der Meer in Dixit Dominus, Marijke Franken in het Christe eleison uit de Hohe Messe.

Tekst: Dick van Teylingen.

Programma

Johann Sebastian Bach (1685-1750):
Kyrie - Hohe Messe BWV 232

Georg Friedrich Händel (1685-1759):
Dixit Dominus HWV 232

pause

Johann Sebastian Bach:
Magnificat BWV 243